Ik zit op het puntje van mijn stoel. In groep 5, waar de leerkracht net een eerste ronde door de klas loopt. De meeste kinderen zijn aan het rekenen, sommige werken aan een andere taak.
Alle kinderen staan ‘aan’; er hangt een prettige sfeer, hier en daar wordt overlegd, zachtjes gelachen en stil gewerkt. Ik geniet. De leerkracht kijkt even bij ieder kind. De een krijgt een tikje op de schouder, de ander een onhoorbare correctie, weer een ander mag een rijtje sommen overslaan, zijn buurman krijgt een korte uitleg.
Ik moet aan Tjeerd denken. Tjeerd was de schoolbegeleider toen ik in Bussum werkte. Hij leerde het team wat goed tuinieren was: iedere keer als je langsloopt even iets doen; wat klimop de goede kant op leiden, een pluk onkruid weghalen, wat voeding aan een potplant geven. En niet eens per jaar een grote beurt. En zo werkt het ook in de klas, zei hij. Rondes lopen en sturen, begeleiden, stimuleren, corrigeren. Op werkhouding en op de inhoud van het werk. Onhoorbaar en zo merkbaar.
De leerkracht gaat zitten op de rand van haar bureau. Het tuinieren gaat door. De een krijgt een knikje, de ander een strenge blik. Het werkt. Pedagogiek en didactiek in één. Fantastisch. Nancy, achter in de klas, staart voor zich uit. De juf loopt naar haar toe en hurkt. Als de klas later naar buiten gaat, krijgt Nancy een knipoog en loopt glimlachend door.
Wat kunnen kleine handelingen het verschil maken. Wat een prachtvak.
Deze column van Mark van der Pol is eerder verschenen op de website van JSW