Van de week had ik een gesprek met een onderwijsbestuurder over het houden van toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. De toezichthouders (Raad van Toezicht, inspectie) lijken zich vooral bezig te houden met de ‘meetbare doelen’ aan de hand van kengetallen, opbrengsten en ‘kpi’s’. Volgens deze bestuurder vertel je daarmee slechts een deel van het verhaal. Ook al kloppen de cijfers, dan nog kan het zijn dat het onderwijs niet oplevert wat er verwacht mag worden. Of andersom: een school heeft hard gewerkt aan de verbetering van het onderwijs en heeft daar ook resultaat op geboekt, maar ‘de cijfers’ voldoen nog niet aan de norm. Hoe ga je hier als verantwoordelijke (bestuurder, directeur) mee om en hoe verantwoord je je hier dan over naar de Raad van Toezicht, inspectie of je bestuur?
Om de cijfers in perspectief te zetten, zou je niet alleen moeten kijken naar ‘meetbaar’ maar ook naar ‘merkbaar’: de school heeft een ontwikkeling in gang gezet, die nog niet meetbaar is, maar wel merkbaar. Dat is een stuk lastiger in beeld te brengen, omdat het vaak om kleine veranderingen gaat. Maar juist die kleine veranderingen bij elkaar maken dat het verschil gemaakt wordt.
Deze bestuurder maakt gebruik van de #KwaliteitsBalans van Bureau #KwaliteitsAnalyse. Dit instrument helpt haar om die kleine (en ook de grote) merkbare veranderingen bij elkaar te zetten, zodat trends zichtbaar worden nog voordat ze in meetbare gegevens vertaald worden. Op die manier houdt ze zicht en grip op de kwaliteit van de scholen binnen de stichting en kan ze deze verantwoorden. Onze conclusie: het is de taak van de toezichthouders om te bevragen op ‘meetbaar’, het is aan de bestuurder om te verantwoorden op ‘meetbaar’ én ‘merkbaar’.
Jeroen Ulijn